- Eerste lezing: Jeremia 23, 1-6
- Evangelie: Marcus 6, 30-34
Zusters en broeders,
Verleden week hoorden we dat Jezus zijn leerlingen twee aan twee uitzond om zijn boodschap van liefde en vrede uit te dragen, vandaag horen we dat ze verslag uitbrengen over hun zending. En Jezus vangt hen bijzonder goed op. ‘Je zult wel moe zijn’, zegt Hij, ‘dus gaan we naar een eenzame plaats waar je kunt rusten.’ Maar als ze op die plaats aankomen, zijn ze helemaal niet alleen, want ze worden er opgewacht door een grote menigte die naar Jezus’ boodschap wil luisteren. En Jezus ziet hen allen als schapen zonder herder, dus begint Hij hen meteen te onderrichten.
Tot daar het verhaal van tweeduizend jaar geleden, maar het kan zich evengoed vandaag afspelen. Want ook vandaag zijn er heel veel mensen moe. Ze moeten zonder ophouden werken, ze moeten naar het buitenland, ze moeten dit en ze moeten dat. Ze weten wel wanneer hun werkdag begint, maar niet wanneer hij eindigt, dus moeten velen thuis verder werken, soms tot een stuk in de nacht. Het gevolg van al die stress is dat velen in een burn-out belanden. Ze zijn uitgeput, opgebrand, kapot. Ze kunnen niet meer.
En zo doen ze niet alleen denken aan de uitgeputte apostelen die geen rust vinden, maar ook aan de uitgeputte menigte die Jezus opwacht op die rustige plaats. Jezus voelt medelijden met hen, ‘want ze waren als schapen zonder herder.’ En je moet echt geen herder zijn om te weten dat schapen niet zonder herder kunnen. Ze dolen maar wat rond en weten niet waar hun thuishaven is. Vandaar dat Jeremia in de eerste lezing keihard tekeergaat tegen koningen, priesters en hogepriesters. Zij zijn herders die Gods volk moeten weiden, maar ze doen dat niet. Ze zijn alleen met zichzelf en hun macht bezig. Door hun schuld zijn de schapen verloren gelopen en uiteen gedreven, verwijt hij hen verontwaardigd.
Zou hij ook zo verontwaardigd zijn over onze Kerk? Is ook zij meer met zichzelf bezig dan met de gelovigen? Denkt zij meer aan haar eigen wetten dan aan die ene wet van Jezus: Bemin God bovenal en uw naaste zoals uzelf? Gaat het haar meer om macht dan om liefde, om inzet, om barmhartigheid? Neemt ze het echt op voor mensen in nood, zoals Jezus dat deed? Hij stelde geen vragen, oordeelde en veroordeelde niet, maar hielp iedereen. Niemand werd met lege handen weggestuurd. Jezus bracht alleen maar vrede onder de mensen. Doet onze Kerk dat ook?
Rust wat uit, zegt Jezus tegen zijn apostelen, en Hij zegt dat ook tegen ons. En tot die rust kunnen we komen tijdens een viering zoals nu. We zijn dan niet met onszelf bezig, maar we luisteren naar Jezus’ woorden en daden van liefde en vrede. En zo doen we voedsel op om zelf in liefde en vrede te leven, en niet in hebzucht, egoïsme en ruzie.
Zusters en broeders, God, Jezus wil ons in beweging brengen om een goede herder te zijn. We moeten daarbij niet op de toppen van onze tenen lopen om naar onze medemensen te gaan, maar de weg van Jezus volgen, want bij Hem vinden we rust. Rust om een herder te zijn voor armen, zieken, vreemden, eenzamen. We mogen hen niet aan hun lot overlaten, want dan worden ze schapen zonder herder en dolen ze maar wat rond zonder te weten waarheen. Laten wijzelf dat ook niet doen: zomaar wat ronddolen in ons eigen kleine wereldje, maar laten we ons inspannen om goede herders te zijn voor elkaar en voor onze medemensen, zoals Jezus ons dat heeft voorgeleefd. Amen.