- Eerste lezing: Spreuken 9, 1-6
- Evangelie: Johannes 6, 51-58
‘Ik ben het levende brood dat uit de hemel is neergedaald. Wie mijn vlees eet en mijn bloed drinkt blijft in Mij en Ik in hem.’
Zusters en broeders, het zijn woorden die alleen in het evangelie van Johannes voorkomen. En dat komt omdat Johannes nu eenmaal van symbolen houdt. Want Jezus is natuurlijk helemaal geen brood, en we eten en drinken ook niet van zijn vlees en zijn bloed, want dan zouden we kannibalen zijn. En misschien zijn we ons daar niet van bewust, maar ook wij gebruiken vaak symbolen. Wanneer we bijvoorbeeld zeggen dat iets broodnodig is, bedoelen we echt niet dat we brood nodig hebben maar dat iets noodzakelijk is. En wanneer we in het Onze Vader bidden: ‘Geef ons heden ons dagelijks brood’, gaat het om veel meer dan een stuk brood, maar om alles wat we nodig hebben om een menswaardig leven te kunnen leiden: om alle voedsel, om een huis om in te wonen, werk om van te leven, en ook vriendschap, liefde, begrip, zorg.
En daarmee weten we wat Jezus bedoelt wanneer Hij zichzelf het levende brood noemt en het vlees en het bloed dat moet genuttigd worden: het zijn zijn woorden en daden van liefde, van vrede, van barmhartigheid, van hulp, van aandacht, van niet oordelen. Kortom, van alles wat het leven leefbaar maakt.
En daar moeten we ons, zoals altijd, vragen bij stellen. Straks gaan we te communie. ‘Het lichaam van Christus’ wordt ons aangeboden, en wij antwoorden: ‘Amen’. En daarmee zeggen we dat we Jezus’ boodschap van liefde en vrede willen volgen. Maar zijn we ons daar wel van bewust? Beseffen we dat Jezus bij de communie echt in ons binnentreedt, en dat we iets moeten maken van zijn aanwezigheid? Dat we dus zijn weg moeten gaan? Of is te communie gaan niets meer dan een gewoonte die er nu eenmaal bij hoort? Samen aanschuiven om een heel klein stukje brood te gaan halen. Of beseffen we echt dat we Jezus in ons opnemen, en brengen we de nodige eerbied op?
Want wat doen we na de communie? Kijken naar andere mensen? Nee, dat moeten we niet doen. Wel Jezus aanbidden, Hij die letterlijk in ons is komen wonen. Hem danken voor zijn aanwezigheid in ons leven van geloof en vrede. Hem vragen dat Hij ons bijstaat in ons geloof, maar ook in onze noden. Hem beloven dat we trouw zullen blijven aan ons geloof. Dat is onze communie: Jezus aanbidden, danken, vragen, beloven.
Zusters en broeders, vier zondagen na elkaar hebben we gehoord dat Jezus het levende brood is dat uit de hemel is neergedaald. Veel van zijn tijdgenoten hadden het daar zeer moeilijk mee, zelfs zo moeilijk dat ze afhaakten, en niet langer zijn leerling wilden zijn. Want hoe kan Hij uit de hemel neergedaald zijn? Hij is toch de Zoon van Jozef en Maria? Ik denk dat ook wij soms twijfels hebben, en dat ons geloof niet altijd zo rotsvast is als we het zelf zouden willen. Het is goed dat we op zo’n momenten beseffen dat we Jezus broodnodig hebben om ons leven leefbaar en gelukkig te maken. Want Hij is echt het levende brood dat uit de hemel is neergedaald. Hijzelf is immers de Blijde Boodschap. Hij heeft ons bijgebracht dat liefde de basis is van ons menselijk bestaan, en we kunnen ons altijd spiegelen aan Hem. Doen we dat niet, dan is het gedaan met liefde en vrede, niet alleen voor onszelf, maar voor al onze medemensen. Laten we dus echt proberen te leven naar het voorbeeld van het levende brood dat uit de hemel is neergedaald. Moge onze communie ons daarbij helpen. Amen.