- Eerste lezing: 1 Koningen 17, 10-16
- Evangelie: Marcus 12, 38-44
Zusters en broeders,
Dat Gods liefde geen grenzen kent, vormt de kern en de basis van ons geloof. Als we ons niet laten leiden door liefde voor God, voor onszelf en voor onze medemensen, zijn we dus geen christenen. Misschien zijn we ons daar niet altijd van bewust, zeker niet als het op geven aankomt. Geven aan mensen in nood, aan bedelaars, aan Welzijnszorg, aan Broederlijk Delen enzovoort. Nee, daar zijn we niet altijd goed in.
Vandaag krijgen we daartegen heel sterke voorbeelden van twee vrouwen. Ze zijn doodarm, zoals de meeste joodse weduwen toen waren, want als weduwe verloren ze hun rechten op een inkomen, zelfs op steun en bijstand. En wat het nog erger maakte, was dat ze vaak uitgebuit werden, zelfs door schriftgeleerden. Jezus is keihard in dat verband, veel harder dan we van Hem gewoon zijn. Hij breekt de schriftgeleerden af tot op het bot, noemt hen schijnheiligen die eer en onderdanigheid eisen en zelfs de huizen van weduwen verslinden.
Twee zulke weduwen komen vandaag in beeld, en wat blijkt? Dat hun geloof sterker is dan alles. Ze hebben geen angst om ten onder te gaan, of te sterven van de honger. Dus deelt de weduwe in de eerste lezing het beetje brood dat haar nog rest met de profeet Elia en werpt de weduwe in het evangelie twee penningen in de offerkist van de tempel. Volgens Jezus is dat alles wat ze bezit. Wat er verder met haar gebeurt, weten we niet. Van de weduwe in de eerste lezing weten we dat ze beloond wordt: de pot met meel en de oliekruik raken niet meer leeg, zodat ze telkens eten kan maken voor zichzelf en haar zoon. Is hier sprake van een mirakel? Dat hoeft echt niet. Misschien heeft het na maanden extreme droogte voldoende geregend, zodat er opnieuw geoogst kon worden, of zijn haar medemensen zo aangegrepen door het feit dat zij in al haar ellende toch wil delen, dat zij hetzelfde doen, en delen met haar.
Hoe dan ook, delen staat centraal in de lezingen, dus moeten wij ons afvragen: doen wij dat ook? Delen wij ook? Weten we dat iets geven niet neerkomt op iets kwijt zijn? Want als we iets kwijt zijn, is het weg, zijn of hebben we het verloren, maar als we iets geven, roept dat in de meeste gevallen dankbaarheid, blijdschap op bij de krijger. Er is dus niets verloren, integendeel, er is iets nieuws gekomen. Geven maakt ons dus niet armer, maar rijker van geest en van gevoelens. Trouwens, als we om ons heen kijken, zien we heel veel voorbeelden van geven vol eindeloze liefde. Ouders die hun leven lang instaan voor een mentaal of lichamelijk zwaar gehandicapte zoon of dochter. Kinderen die voor hun hulpeloze ouders instaan. Familieleden die dag en nacht voor een ziek gezinslid zorgen. Er zijn zoveel voorbeelden van grenzeloos geven en delen.
Zusters en broeders, we krijgen vandaag twee lessen. De twee doodarme weduwen geven ons een les van grenzeloos geloof. Ze geven alles wat ze bezitten, omdat ze op God vertrouwen. En ze vertrouwen op God omdat ze weten dat zijn liefde grenzeloos is. Is ons geloof ook zo sterk? En Jezus geeft ons een andere les: spiegel je niet aan de rijken, maar aan armen, zegt Hij. Want rijken willen meestal maar één ding, en dat is nog rijker worden, terwijl armen meestal oog hebben voor hun medemensen. Laten we God om de genade vragen dat ook onze levenskruik vol zou zijn van geloof, liefde en mededeelzaamheid. Amen.