- Eerste lezing:Handelingen 1, 15-17.20a.20c-26
- Evangelie Johannes 17, 11b-19Johannes 17, 11b-19:
Zusters en broeders,
In de eerste lezing zegt Petrus dat ‘Judas, die de gids is geworden van hen die Jezus gevangen namen’ moet vervangen worden, en in het evangelie bidt Jezus tot zijn Vader in de hemel: ‘Ik heb over mijn apostelen gewaakt en niemand van hen is verloren gegaan, behalve hij die verloren moest gaan, omdat de Schrift in vervulling moest gaan.’
Judas: om hem gaat het twee keer, en het is een naam die we wellicht beter kennen dan die van de meeste andere apostelen. We vinden hem heel zeker uitschot, en meer dan waarschijnlijk begrijpen we niet waarom hij Jezus voor dertig zilverlingen heeft verkocht en hem daarna nog met een kus heeft verraden. Waarom heeft hij dat toch gedaan? vragen we ons wellicht af. Petrus lijkt die vraag nog meer onbeantwoordbaar te maken, want hij zegt: ‘Judas was een van ons en had deel aan onze dienende taak.’ Judas was dus echt een van de twaalf apostelen en net als de anderen was hij drie jaar lang met Jezus opgetrokken en was hij getuige van zijn woorden en daden van liefde en vrede. En toch verraadt hij Jezus op een vreselijke manier. Hoe kan dat nu!
Wellicht vergeten we bij die vraag een belangrijk iets, namelijk dat Judas van alle tijden is. Altijd zijn er mensen geweest die meewerken aan een boodschap, een bedrijf, een vereniging, en die na enige tijd hun kennis en hun macht misbruiken om te profiteren van de boodschap, om de kennis en de efficiënte van het bedrijf of de vereniging te verraden of te bestelen, om van corruptie hun levensdoel te maken. Elke dag horen we over zulke gebeurtenissen, zelfs pnder de directe opvolgers van de apostelen, namelijk geestelijken die kinderen misbruiken, die helemaal niet leven naar de boodschap van liefde en vrede van Jezus, maar die hun eigen verdoken wegen gaan die geen licht mogen zien.
Het is tegen die achtergrond dat we het gebed van Jezus in het evangelie moeten zien. Een merkwaardig gebed. Normaal bidden wij tot Jezus om Hem te danken, te eren en te vragen, maar nu bidt Hij voor zijn apostelen, dus ook voor ons. ‘Heilige Vader, bewaar in uw naam hen die Gij Mij gegeven hebt, opdat ze één mogen zijn zoals Wij.’ Hij geeft zijn leerlingen bij manier van spreken dus in bewaring bij zijn Vader in de hemel. Hijzelf laat hen immers los, ze moeten hun eigen weg gaan.
Ook dat is een heel menselijk gebeuren van alle tijden. Ouders laten hun kinderen en kleinkinderen los omdat ze hun eigen weg willen en moeten gaan, en ze hopen dat dit een goede weg zal zijn. Leerkrachten laten op het einde van de lager, het middelbaar of het hoger onderwijs hun leerlingen en studenten los, met dezelfde hoop als de ouders: dat ze hen hun geest van inzet en daadkracht mee hebben kunnen geven. Zo bidt Jezus voor zijn apostelen. ‘Zoals Gij Mij in de wereld hebt gezonden, zo zend Ik hen in de wereld’, bidt Hij en Hij vraagt aan zijn Vader dat Hij hen zou beschermen tegen het kwade. ‘Heilig hen door de waarheid. Uw woord is de waarheid’, voegt Hij er nog aan toe.
Zusters en broeders, het lijkt wel alsof Jezus met dit gebed afscheid neemt van zijn apostelen, maar het is tegelijk duidelijk dat Hij hen niet wil achterlaten. Daarom vraagt Hij aan zijn Vader in de hemel dat Hij hen zou beschermen en dat Hij hun zijn Geest van waarheid, liefde, vrede en vreugde zou zenden die hen beschermt tegen het kwace. Maar Jezus bidt niet alleen voor zijn apostelen, Hij bidt ook voor ons en voor alle mensen dat die Geest over ons allen zou komen. Een Geest van liefde en vreugde die ons beschermt tegen het kwade. Ook van ons neemt Jezus dus geen afscheid, integendeel, Hij blijft midden ons ons, en Hij staat ons altijd bij met zijn Geest van liefde, vrede en vreugde. Amen.