- Eerste lezing: Handelingen 2, 1-11
- Evangelie: Johannes 15, 26-27; 16, 12-15
Zusters en broeders,
In de eerste lezing doen zich merkwaardige dingen voor. Ongeveer 120 leerlingen van Jezus hebben zich verzameld in de zaal van het laatste avondmaal, en plotseling worden zij allen vervuld van de heilige Geest, ‘de Geest van de waarheid die u de weg zal wijzen naar de volle waarheid’, belooft Jezus in het evangelie. En om die waarheid te verkondigen, stormen de leerlingen, inderdaad vervuld van de heilige Geest, naar buiten en vertellen vol enthousiasme over Gods grote daden. En wat zijn die grote daden? Dat zijn geen daden van straf, van oordeel en veroordeling die in het Oude Testament tot uiting komen, maar daden van liefde, vrede en vreugde die God in de persoon van Jezus onder de mensen heeft gebracht.
En bij dat blijde gebeuren doet zich nog iets heel merkwaardigs voor: de vele volkeren die omwille van het joodse Pinsterfeest naar Jeruzalem gekomen zijn, horen spreken in hun eigen taal, of ze nu Parten, Meden, Elamieten, Frygiërs of wat dan ook zijn: allen horen ze spreken in hun eigen taal over Gods grote daden. Is daar dus een onverklaarbaar taalwonder gebeurd? Waarschijnlijk niet. Immers, al die aanwezigen zijn Joden die al jaren in het buitenland wonen, maar die nog altijd hun eigen moedertaal kennen, en dat is Hebreeuws of Aramees, de taal die Jezus’ leerlingen ook spreken. Het wonder bestaat er dus in dat die leerlingen door de gave van de heilige Geest een heerlijke boodschap brengen van God die liefde is, en ook vergeving, bevrijding, barmhartigheid. En dat is een taal die alle toehoorders moeiteloos verstaan, want het is een taal die ze graag horen. Een taal die hoop geeft, en troost in moeilijke dagen.
Zoals altijd kunnen we ons ook bij dat verhaal de vraag stellen: Zijn ook wij zo bezield als die leerlingen van Jezus en die toehoorders? Horen ook wij spreken in onze eigen taal als het gaat over Jezus’ woorden en daden van liefde en vrede? Zijn ook wij vervuld van de heilige Geest? In de tweede lezing wijst Paulus erop wat dit inhoudt. ‘De hele wet is vervuld in één uitspraak: Heb uw naaste lief als uzelf,’ zegt hij in zijn brief aan de Galaten, en dat kunnen we alleen als we de heilige Geest echt in ons laten werken. Want dan hebben we sterke schouders om onze eigen zorgen en die van anderen te dragen. Dan proberen we de weg van Jezus te gaan. Dan hebben we een warm hart, luisterende oren en helpende handen. Dan kunnen we mee gelukkig zijn en mee treuren met onze medemensen. Dan staan we open voor Gods aanwezigheid in ons midden.
Zusters en broeders, laten we bidden dat de heilige Geest echt in ons zou leven. De Geest van liefde, vrede en vreugde. En laten we ook bidden dat die Geest eindelijk ook over onze kerkelijke leiders zou komen. Enkele dagen geleden vernamen we dat drie priesters die zich op gruwelijke wijze aan kinderen vergrepen hebben, toch verkozen kunnen worden om te zetelen in de priesterraad van Vlaams-Brabant en Mechelen-Brussel. Een raad die de aartsbisschop in alle problemen moet bijstaan. Je houdt het niet voor mogelijk dat zoiets kan gebeuren, en misschien vraag je je af of de kerkelijke hiërarchie niet moedwillig zulke wandaden verricht om duidelijk te maken dat ze alleen met zichzelf rekening houdt en alleen naar zichzelf en naar haar eigen waarheden luistert. Of wil ze misschien duidelijk maken dat het haar niets kan schelen dat meer en meer gelovigen afhaken omdat ze totaal moedeloos geworden zijn? Want wie kan die klerkleiders nog geloven, laat staan vertrouwen? En hoe moeten de vele priesters die blaken van geloof, van inzet, van liefde en vrede zich voelen bij al die schandalen waarmee ze opgezadeld worden? Laten we dus oprecht bidden dat Gods Geest over ons, en zeker over de kerkelijke verantwoordelijken zou komen, want zonder zijn gaven maken ze de Kerk van Jezus totaal kapot. Kom, heilige Geest, red ons alstublieft uit de nood. Amen.