- Eerste lezing: Genesis 15, 1-6; 21, 1-3
- Evangelie: Lucas 2, 22-40
Zusters en broeders,
Misschien beseffen we het niet, maar het gezinsleven van de Heilige Familie sluit nauw aan bij ons eigen gezinsleven en dat van onze medemensen. In de eerste lezing horen we dat Abraham en Sara al jaren een koppel vormen, maar wat ze ook proberen, ze blijven kinderloos. Maar op Gods belofte bevalt Sara op zeer hoge leeftijd toch van een kind, een zoontje dat ze Isaak noemen. Oud en kinderloos zijn: het is een pijn die zo oud is als de mens zelf. Maar waar men vroeger alleen op een goddelijke tussenkomst kon hopen, kan men vandaag via de geneeskunde heel veel bereiken. Maar toch zijn er ook nu nog veel mensen die geen vader of moeder kunnen worden.
Ook het verhaal in het evangelie leunt direct aan bij het leven van de ouders onder ons. Jozef en Maria brengen hun kind naar de tempel om gereinigd te worden, en daar worden ze door twee oude mensen opgewacht. Simeon noemt het kind een licht dat voor de heidenen straalt, en dat weerspiegelt op een heel mooie manier de blijdschap die ook vandaag jonge ouders kennen. De blijdschap om het kind in hun armen dat een licht is van hun liefde, en dat van nu af aan hun leven kleur zal geven. Maar het zal niet altijd een heldere kleur zijn, want Simon zegt ook dat door dat kind velen ten val zullen komen, dat het een teken van tegenspraak zal zijn, en dat het hart van zijn moeder door een zwaard zal doorboord worden.
Dat zijn zeker geen vrolijke woorden, maar ze zijn wel heel realistisch. Want elke ouder kent de spanningen die een kind wel eens kan opwekken. Spanningen omdat vader en moeder tegenstrijdige opvattingen hebben over hoe iets moet worden aangepakt. Spanningen omdat kindlief niet direct de beste vrienden heeft, omdat het aan de drank en de drugs zit, of andere dingen begaat die de toekomst niet direct rooskleurig maken. Of misschien is het kind gehandicapt of minderbegaafd, heeft het een zwakke gezondheid, wordt het voor de rest van zijn leven machteloos door een zwaar ongeval, sterft het door ziekte. Zoveel dingen kunnen het hart van alle moeders en alle vaders doorboren. Hoe zalig zou het zijn als alle ouders altijd met een gerust gemoed zouden kunnen luisteren naar de woorden van de profetes Hanna. Volgens haar brengt dat kind de bevrijding van Jeruzalem tot stand. Wat zou het goed zijn als kinderen hun ouders van zorgen zouden bevrijden, als ze altijd zaaiers van liefde en vrede zouden zijn, als de genade van de Heer altijd op hen zou rusten.
Maar we weten dat dit anders is, zoals het ook anders was voor Jezus. Want ook Hij was een mens van vlees en bloed, met zijn zekerheden, maar ook met zijn twijfels, met zijn zachtheid maar ook met zijn kwaadheid. Zachtheid, meevoelen en onbreekbare liefde voor zieken en zwakken, armen en uitgestotenen. Kwaadheid op de handelaars die van de tempel een rovershol hadden gemaakt. Kwaadheid op de schriftgeleerden en farizeeën die hun eigen waarheid verkondigden. En twijfel op het kruis, met zijn wanhopige uitroep: ‘Mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten?’
Zusters en broeders, de Heilige Familie is heel herkenbaar voor ons. Want net als voor ons was ook voor hen het leven zeker niet altijd rozengeur en maneschijn. Integendeel, hun goddelijke Zoon wordt zelfs als een gemene boef aan het kruis genageld. Maar sterker dan alle ellende blijft hun geloof. Het geloof dat ook Abraham en Sara in het onmogelijke doet geloven, en dat Paulus in de tweede lezing heel nadrukkelijk beklemtoont. Wat zou het goed zijn als ook ons leven en ons gezinsleven op zo’n geloof zou gebouwd zijn. Een rotsvast geloof in God de Heer, een geloof dat bergen verzet, want voor God is niets onmogelijk. Amen.