Jaar 2024-2025 - Cyclus C
  • Eerste lezingJesaja 6, 1-2a.3-8
  • EvangelieLucas 5, 1-11

Zusters en broeders,

Misschien is het je niet opgevallen, maar in de drie lezingen hoorden we iets heel merkwaardigs. ‘Ik ben een mens met onreine lippen’, zegt Jesaja in de eerste lezing. ‘Ik ben een misgeboorte’, zegt Paulus in de tweede lezing. ‘Ik ben een zondig mens’, zegt Petrus in het evangelie. Alle drie belijden ze dus hun kleinheid en hun foute ingesteldheid, maar ze worden niet afgewezen, niet verworpen, integendeel, ze worden overspoeld door Gods liefde en genade, en ze worden opgeroepen om zijn Blijde Boodschap van liefde, vrede en gerechtigheid te verkondigen. En eigenlijk vat Jezus die zending in een prachtige beeldspraak samen: ‘Voortaan zult gij mensen vangen,’ zegt Hij. Nee, Petrus, Jacobus en Johannes zullen geen slavendrijvers en geen mensenhandelaars worden, maar zendelingen van Gods liefde en vrede.  De ontelbaar vele vissen die in het evangelie gevangen worden, zijn het symbool van het succes van hun opdracht door de eeuwen heen. Jezus’ volgelingen vangen inderdaad miljoenen mensen op die in diepe duisternis verkeren.

De eerlijkheid en de onzekerheid waarmee Jesaja, Petrus en Paulus hun zondigheid, hun kleinheid belijden is natuurlijk een voorbeeld voor ons. Want ook wij zijn geen perfecte mensen, zeker niet. Maar net als zij, worden ook wij overspoeld door Gods liefde en genade, en worden ook wij geroepen om zijn Blijde Boodschap van liefde en vrede te beleven. Nee, we moeten geen mensen vangen, we moeten alleen in woorden en daden Gods liefde uitstralen.

En daarbij moeten we ons afvragen of we inderdaad bereid zijn Jezus in de boot van ons leven toe te laten. Dat die vissers dat toelaten, is heel merkwaardig. Jezus is immers geen visser, maar een schrijnwerker. En dan zegt Hij nog dat ze in de brandende zon naar het midden van het meer moeten varen en daar hun netten moeten uitwerpen. Hij weet dus niet eens dat vissen in de vlakke zon niet te vangen zijn. Maar dat zijn ze wel, en niet een klein beetje, maar een grote massa. Zo groot dat Petrus er een andere boot moet bij roepen, anders zou hij zinken.

En zo wordt die wonderbaarlijke visvangst een bijzonder sterk symbool van wat er gebeurt als we Jezus echt toelaten in de boot van ons leven. Nee, Hij is geen ondernemer, geen metser, geen politicus, geen ik weet niet wat nog allemaal, Hij kent er dus niets van, maar als het erop aankomt, kent Hij er alles van, zelfs het ondenkbare, het onmogelijke, het onuitvoerbare.

Jezus toelaten in de boot van het leven garandeert dat Hij er altijd is voor ons. Dat Hij ons zijn liefde geeft, en de kracht die we nodig hebben in moeilijke dagen. Want niemand van ons kent alleen maar dagen van probleemloos geluk, nee, iedereen kent ook andere dagen. Dagen van tegenslag, van verdriet, van twijfel. Dagen waarop misschien ook wij, in het spoor van Petrus, zeggen: ‘Heer, ga weg van mij, want ik heb geen zin om naar u te luisteren. Ik heb geen zin om mensen op te vangen, om liefde en vrede uit te zaaien. Ik heb alleen maar zin om eens mezelf te zijn, om geen rekening te houden met mijn medemensen, ook niet als ze daarom vragen.’

Zusters en broeders, de lezingen van vandaag sluiten bijzonder sterk aan bij onszelf en ons eigen leven. We zijn christenen, dus proberen we Jezus in woorden en in daden te volgen. Maar we zijn niet perfect. Dikwijls willen we alleen maar onze eigen weg gaan, en vinden we het veel te moeilijk om de weg van Jezus te gaan. Maar Gods liefde en genade zal ons ook dan overspoelen, en Jezus zal altijd bereid zijn om in onze levensboot te stappen, ook al is die soms een krakkemikkig wrak dat net niet zinkt.  Nee, zinken zullen we niet, want Jezus zal zeggen: ‘Wees niet bevreesd,, Ik ben bij u in goede en kwade dagen. Werp uw net van liefde, vrede en gerechtigheid dus maar uit.’ Laten we dat dus maar doen. Amen.

Download dit document

Intekenen voor de wekelijkse overwegingen

captcha